Fragiele wereld
Vandaag had ik een typisch café-filosofie-gesprek. Zonder café. Zonder mijn huis te verlaten. Zomaar. 'De Westerse beschaving is op', zei hij. 'Net als eerdere beschavingen gaan we verdwijnen'. Ik was het er niet mee eens. Neen we kunnen niet zomaar aan het eind zijn. En neen, mijn arrogantie denkt dat we niet (helemaal) fout kunnen zijn. 'Een pandemie, wateroverlast, branden of beter gezegd natuurrampen', gaat hij onverminderd verder. 'De Romeinen, de oude Egyptenaren en Atlantis weigerden ook de tekenen van het einde te zien... en toch'. Ergens voel ik mij onbehaaglijk. Protesteer nog, zwak. Maar ik moet toegeven: de wereld is fragiel. Een maatschappij nog fragieler. En de tekenen zijn er: zelfs de bestuursvorm democratie brokkelt af... Wordt er binnen 2000 jaar iets van ons opgegraven en kan de mens van het jaar 4000 het amper interpreteren? Onwaarschijnlijk. In tegenstelling tot de eerder oude beschavingen leven wij in een wegwerpmaatschappij. Alles breekt, brokkelt af en laat alleen niet afbreekbare ook voor ons niet interpreteerbare fragmenten achter. Misschien zijn wij wel de eerste maatschappij die écht verdwijnt... en niet meer bijeenpuzzelbaar zijn. De wereld lijkt plots heel fragiel.